     
De vesting Josefov

De
vesting Josefov
De positie van de vestingstadje Hradec Králové was voor
de landsverdediging niet gunstig. De vijand, die naar
Tsjechië door de Broumov-uitloper tussen Krkonoše en
Orlické hory ingetreden was, had - dank de grote
distantie van het grens – heel groot gebiet voor het
manoeuvreren. Al de maarschalk Leopold Daun had in jaar
1757 tussen anderen aanbevolen, het bouwen van een hele
nieuwe grote vesting in plaats het dorpje Ples, die
boven de samenloop van Elbe en Metuje. Al in jaar 1764
is er met de afmeting begonnen en er waren de plannen
van de vesting in gereed gebracht. Het fout was, dat het
project van de vesting uitgewerkt was naar een precies
geometrisch sjablone en dat zonder rekening te houden
met de terreineigenschappen. Er moet gespaard worden,
dus de modernisering van de bevestiging van Hradec
Králové heeft de voorrang gekregen. Dat was een ander
fout, want al het oorlog om de erfenis van Beieren (1778
– 1779) blijkte de gebreken van de vesting Josefov.
Daarom
was in 1780 heeft de keizer-kamer een deel van de
Smirice-heerschappij met het dorpje Ples opgekocht en 3
oktober 1780 was dan op de plaats van de toekomende
Jaroměř-poort de eerste steen van de vesting gelegd in
aanwezigheid van de keizer Josef II.

Het
dorpje Ples is kort daarna in een groote bouwplaats
veranderd. De orde heeft het leger gehouden, naar het
bouw kwamen ook de mensen uit de breide omgeving. Deze
mensen waren van verschiedene beroepen. De onderaardse
vesting hebben bjv. de mijnwerkers van Kutná Hora (een
tsjechisch stadje, dat op mijnwezen is gespecialiseerd)
gebouwd. Bij het bouwen van de vesting was voor het
brennen van de bakstenen de steenkool gebruikt, die uit
de mijnen Svatoňovice van afkomst was. Per jaar was van
lokale steenfabrieken rond 40 miljoen bakstenen geleverd.
Voor de tausenden van werklieden wordt er een stadje met
winkels en werkplaatsen voor alle nodige professies
gebouwd. Er waren de werkplaatsen voor timmerlui en
smeden ontstaan.
De
bouw was volgens een project van de Franse ingeneur
Ludvik Querlonde du Hamela, een generaal in dienst van
Oostenrijk, gerealiseerd. Vanaf het jaar 1784 ging in
zijn werk een ander kras bouwer van bevestiging, de
overste František Lauer, verder. Bij het bouwen van de
vesting kwamen voornamelijk de ideen van de Franse
bouwers van bevestigingen tot woorde, die hun projecten
in hun vaterland niet konden realiseren, want Frankrijk
was toen al met de vestingen overzadigd.
Waarvoor is de verting Josefov merkwaardig? Voornamelijk
daarvoor, dat de vesting niet alleen volgens de
geometrisch sjabloen is uitgebouwd, maar in veel grotere
mate maakt het van de terreineigenschappen gebruik. In
vergelijking met een paar oudere vestingen is er hier de
aktieve
rol van de vesting-artillerie benadrukt, die maakt niet
alleen van de achter linie van de innerlijke wal gebruik,
maar ook van de geduwde vestinkje Brdec. De systeem van
mijnen en de systeem van overhoren is heel breid en
ontwikkeld. De lengte van de onderaardse gangen heeft
een tiental kilometers gereikt.
De bouw
van de vesting was in het jaar 1787 geëindigd, daarna
was Josefov feestelijk overgegeven aan de landcommandant
in Tsjechië. De overheadkosten voor het bouwen van de
vesting heeft ongeveer 10,5 miljoen golden munten van de
conventioneele valuta gekost. De bezetting in het
oorlogtijd zal ca. 12000 manen tellen. Zijn naam
„Josefov“ heeft de vesting pas in jaar 1783 gekregen,
toen Leopold II. aan de macht was. Tot dan was de
vesting „Plesská“ genoemd.

De
vesting Josefov is een complex, dat op het gebiet wan
266 hectaren spreidt. Bij de keuze van de plaats was van
de rivieren Elbe en Metuje gebruik gemaakt. Hun troggen
en vooral het doorstromende water was bij het systeem
van de afweer gebruikt. Ingeval van nood was mogelijk de
omvangrijke vlakken in de omgeving van de vesting met
onder water te zetten en daarme de hoede voor de enkele
vestingsobjecten te zekeren. Acht bastions heeft samen
met het terrein de achthoekige vorm van de vesting
ingesteld. De bastions verbinden de rechtope segmenten
van de muren en ze vormen zo de hoofd-, of innerlijke
wallen. Met de omgeving was de vesting met drie poorten
verbonden (de poort van Jaroměř, de poort van Nové Město
en de poort van Hradec Králové – zie de fotogalerij),
die geplaats zijn in het midde van de rechtope segmenten
van de muren en zijn gehoed van het schieten van de
bastions. Voor de innerlijke wal streekt zich een breide
droge sloot uit, in welk andere afweerelementen geplaats
zijn.
Een
onderdeel van de bovenvesting was op de westerlijke
zijde van de cornichons, een kunstmatig gemaakt eilandje
met hevige bevestiging, dat van twee halfbastions, boven
de samenloop van beide rivieren is samengesteld. Achter
de bevestiging was een vestingmolen met een waserwerk en
sluizen, waarme men het water kon reguleren en het
omliggende terrein onder water zeten. Een bruggenhoofd
van Elbe en de toegang tot de brug worden door een
kronenwal bewaard. In deze kronenwal was het toegangstor
tot de vesting van noorden. De bevestiging was met
geduwden objecten gecompleteerd, van welke het meest
belangrijk was de redoute Brdce, op een hoogte tussen de
rivieren. Dadelijk alle enkele elementen bergen in hun
innerlijk breide en heel snedige onderaardse ruimten –
kazematten. Die dienden vooral tot de dekking van
verdedigers, of tot de veilige plekken voor de plaatsing
van de voorraden. De brikkenmuren van contreskarp-muren
en kanten van enige voorbastions zijn door gaten voor de
infanterie- en de artillerie-geschutpoorten doorgebroken,
die het gebiet van sloten beheersen. Het omvanfrijkste
deel van de innerlijke onderaardse ruimten hoort – net
zo als al gezegd – bij de mijnensysteem. De vestingsloot
is in zijn volle lengte achter de contreskarp-muren door
de geschutpoort-galerie gevolgt. Van deze galerie (maar
ook van andere plekken in de onderaardse vesting) lopen
de mijnenstollen en communicatieve gangen, die tot
leidend verder tot het voorland van vesting. Hier werden
ze verder in mijnstollen of „stollen voor het luisteren“
gedeeld. Mijnenstollen worden dan in de afsjouw-ovens
gedeeld, die in twee niveaus zijn uitgebouwd. De lengde
van alle mijnen voor de sloten deed ca. 45 000 meter en
was van 762 mijnen takken gevormd. Deze deden de het
leiden van een harde defensief strijd met de
vijandelijke sapeurs mogelijk. De mijnenstijd in deze
tijd deed namelijk een belangrijk bloei en perfectie op.

In 1812
zag Josefov Russische keizer Alexander I. In de eerste
tiërceren 19. eeuw kwam tot grotere bewoning van de stad
– met de instroom van civiele bewoners bloeid in de
vesting handel en gezellig leven. Tussen 1849 – 1850
werd Josefov een belangrijk en gevreesd cellenhuis.
De
vesting was voor het eerst in gereedheid gebracht in de
tijd van Napoleon-stijden, maar dat was onnut. In juni
1866 overschreden de Pruisische legers de grenzen bij
Náchod en de vesting wordt grondig weer tot de strijd in
de gereedheid gebracht. Er worden de sluizen gezakt,
enkele bruggen geslecht, enkele alleën worden gekapt,
die naast de wegen naar de vesting stonden. 29 juni voor
wordt het eerst van de vesting-kanonnen geschoten naar
de vijand, die naarde tot Česká Skalice. Pruisische
legers heeft vesting niet belegerd. De oorlog heeft
Oostenrijk eindelijk verloren, de vesting was helemaal
niet geroerd.
De
vesting Josefov heeft het statuut in 1888 verloren, van
de gevreesde Pruisen wordt een bondgenoot, door de
ervaring van de Pruisisch-Frans oorlog worden de
bastions-vestingen gedemoveerd.

Tusen
1890 en 1908 was in Josefov het commando van de 9.ploeg
geplaats. De vesting en tot van enkele delen. In 1891
was gescheurd de Jaroměř-poort en de poort van Koruna
(Korunní brána), tot 1905 worden gescheurd ook de twee
andere poorten. Geliquideerd werd een hele rije van
elementen van de uiterlijke bevestiging, kwaliteit-brikken
worden een gewenst bouwmateriaal. In de oorlogtijden,
die de Oostenrijkse monarchie leidde, kwamen in Josefov
de militaire gevangenen voor. Een reuzen gevangenen-leger
was bij de vesting in de tijd van de 1. oorlog opgericht.
Hij kon tot 42 000 personen bevatten, maar door de leger
heeft in essentie meer gevangenen doorlopen. Ze lijden
hier onder de harde omstandigheden Italianen, Polen,
Russen, Serviërs, Oekraïners…
Hellaas
vooral einde 19. eeuw, maar wezenlijk tot 1970, waneer
Josefov was tot de stedelijke monument-reservatie
uitgesproken, kwam tot de grote vernieling van de
vesting. Veel elementen en hele vestingsdelen zijn
kwijtgeraakt, ze worden tot de bouwmateriaal uit elkaar
genomen. Voor de vernieling zijn tussen anderen ook de
Sovjetstijle troepen en veel gevoellozen bouwinslagen
responsabel.
|